"Sollemnitas Domini Nostri Iesu Christi Universorum Regis"
Het feest van “Christus Koning van het Heelal” is een hoogfeest dat eind november gevierd wordt, op de 34e en laatste zondag van het liturgisch jaar. Het feest werd in 1925 ingesteld door Paus Pius XI naar aanleiding van de 1600-jarige viering van het Concilie van Nicea.
Reeds in hymnen van Paulus en in het Boek Openbaring wordt Christus als de Koning van het heelal en speciaal van het Godsvolk bezongen. De Kerk heeft dit als grondslag voor heel het kerkelijk jaar uitgewerkt in haar liturgie. Elk Gloria in excelsis en Te Deum prijst de alles beheersende “Kurios”.
In het invitatorium van de metten wordt Christus vaak als Koning begroet, zowel in de gezangen die liturgisch horen bij een bepaalde dag, het zogeheten tijdeigen (proprium), als op heiligenfeesten. In de hymnen en zelfs in heel het officie van de advent, kersttijd, passie- en Paastijd worden de eigenschappen van dit koningschap bezongen. Zo wordt het koningschap in het kerkelijk jaar geleidelijk uitgebouwd. Vooral de Openbaring des Heren (Driekoningen), Palmzondag en Hemelvaart zijn echte Christus Koning feesten. De nadruk die in het gebed des Heren, het Onze Vader, wordt gelegd op het Koninkrijk van God is wezenlijk. De joodse traditie leert ons dat een ‘Beracha’ (zegenspreuk) geen gebed is als het Koningschap van God niet genoemd wordt. Dat is geen formaliteit, maar een oprechte belijdenis dat God actief bezig is in onze geschiedenis.
De Christenen in de eerste eeuwen hadden de gewoonte om in de kerk hun gevoelens te uiten door spontane uitroepen. Zo weten we dat de preken van Augustinus voort-durend onderbroken werden door uitroepen als “Exaudi Christe” , “vere dignum et iustum est“, enz. Ook in de 7e en 8e eeuw vinden we sporen van dergelijke acclamaties.
Toen Karel de Grote in het jaar 800 de Paus bezocht werd hij door het Romeinse volk langdurig begroet, onder andere met de heilwensen: Christus vincit, Christus regnat, Christus imperat. Deze woorden werden rond het jaar 1100 het devies van de kruisvaarders. We vinden die woorden ook op oude muntstukken.
Veel kunstenaars hebben Christus afgebeeld als “pantokrator” (Heerser over alles), als koning, en dan niet met een scepter en wereldbol in zijn hand, maar met een boek. Geen wetboek, maar het Boek des levens: het evangelieboek als de blijde Boodschap, waarin een duidelijke oproep staat, een uitnodiging om deze Heer en koning na te volgen in zijn dienstbaarheid en liefde tot God en tot de medemens.
Cyriel Tonnaer